Mijn vader begon op zijn 15de met werken op de Emmasingel in Eindhoven. De Witte Dame heet het gebouw. Hij was trots op zijn loon van 27 gulden per week. Hij kreeg het altijd op vrijdag in een bruin zakje. Aan het einde van de dag, anders gingen ze toch maar lummelen of dagdieven. De administrateur kwam statig binnen en riep de namen af. Het geijkte grapje was dat het zakje dichtgeplakt was met uienlijm; als je het opendeed, moest je huilen van de schamele inhoud.
Laatst was ik samen met hem bij de Witte Dame. Het is geen Philipsgebouw meer. Mijn vader vertelt hoe hij daar als snotjongen begon. En hoe de portier hem elke dag vriendelijk groette. Hij begon als fijnmetaalbewerker en bleef zijn hele carrière binnen de muren van Philips. Hij werkte mee aan het bouwen van beeldbuisfabrieken in Chicago en China, reisde naar Engeland en Frankrijk. Nu geniet hij van zijn pensioen en drinkt hij nog regelmatig een kop koffie met de andere snotjochies van toen.
Af en toe helpt mijn vader me met klussen. Hij is handig en ik wat minder. Ik breng de schroevendraaier, zet koffie en help met tillen. En vraag hem hoe hij terugkijkt op zijn loopbaan. “Ook al was je 41 jaar bij dezelfde baas, je had je persoonlijke groei in eigen hand.” Mijn vader. Iemand met wie je kunt bouwen.